Seppe De Meulder
Waarom alles zo leeg voelt. Over vervreemding.
Begin dit jaar kreeg ik een manuscript in mijn mailbox met de vraag wat ik ervan vond. Ik vond het zo goed dat ik voorstelde er een inleiding voor te schrijven, die ik hier als bespreking meegeef.
Leegte, in combinatie met het ontbreken van een zingevend doel, is wijdverspreid. Veel tijdsgenoten ervaren een onbehagen, waarover sommigen zich schuldig voelen – we hebben het toch goed? Ze voelen zich niet thuis in de wereld, in hun lijf, zelfs niet in hun identiteit. Voor Seppe De Meulder (°1995) is dit geen individueel probleem, wel het product van de manier waarop vrijheid in onze samenleving vorm krijgt. Waar vrijheid losgekoppeld wordt van arbeid, anderen en de wereld, is leegte het resultaat.
Ik hoor u nu denken: nog maar eens een zwartgallig boek over onze tijd, geschreven door de zoveelste goedbedoelende jonge linkse intellectueel (én filosoof, én socioloog), geschoold door teleurgestelde oude intellectuelen (het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de KUL). Inderdaad, Marx is nooit ver weg, met de nodige correcties via Berlin, Sartre, Heidegger, De Beauvoir en Kierkegaard. Maar wat kan die man schrijven! In het rijtje boeken geproduceerd door academici die diepgang verwarren met onleesbaarheid is dit werk een plezier om te lezen. Hij heeft een aantal pagina’s nodig om zijn hoogte te halen, maar eens daar aangekomen blijft dat ook zo. Net zoals in de liefde wordt het nog beter (en zeldzamer) eens je voorbij het aantrekkelijke uiterlijk een bij tijd en wijle verrassende inhoud ontdekt, alleen al omdat hij links én rechts confronteert met hun bijziendheid.
Vrijheid, een klassieke illusie.
Het boek opent met wat ik als een hardnekkige illusie beschouw, het idee dat wij vrij zouden zijn. Vrij, zoals in: vrij van verplichtingen. Of: vrij om jezelf te zijn. Lezers-met-een-diploma herkennen het onderscheid gemaakt door Isaiah Berlin tussen negatieve en positieve vrijheid. Ik heb daar altijd mijn bedenkingen bij gehad, en al helemaal bij het tweede luik (mensen die de vrijheid krijgen om ‘zichzelf’ te zijn, help!). Gelukkig corrigeert De Meulder dat een aantal pagina’s later door de bodem onder dat idee weg te slaan: “Er is niet eerst een authentiek ik dat vervolgens gecorrumpeerd wordt (…) Er is eerst de blik van de ander. Mijn eigen ik bestaat slechts als mogelijkheid om me tot de ander te verhouden”. Kijk, dat vind ik een veel beter uitgangspunt om na te denken over wie we zijn. Ik spiegel mij aan de verwachtingen van anderen (eigenlijk: aan de verwachtingen die ik hen toeschrijf) en word op die manier ‘mijzelf’.
Dit is van alle tijden, er zijn geen periodes waarin het makkelijker of lastiger is om ‘mijzelf’ te worden. Het verschil tussen vroeger en nu ligt in de veranderde verwachtingen (twee generaties terug: kritische burger, vandaag: ondernemer), maar vooral in de verschijningsvorm van ‘de ander’. Op de vroegere ander (“Wat zullen de buren wel denken?”) hadden we een eenvoudig antwoord: verhuizen, bij voorkeur naar de stad. De huidige ander is het onpersoonlijke ‘men’, verkassen helpt niet want al die anderen verhuizen met je mee, in je achterste broekzak.
Jezelf worden is altijd, zonder uitzondering, een product van onze verhouding tot anderen. Het verondersteld unieke van dat ‘zelf’ wordt lachwekkend eens je ziet hoezeer wij ingekleurd worden door de wereld, zeker als we er ten volle voor gaan, de serieuze mens dus, maar ook als we er afstand van nemen, de ironische mens. Elk van beide groepen acht zich superieur en kijkt neer op de andere groep, terwijl ze op een belangrijk punt elkaars spiegelbeeld zijn: geen van beiden voelt zich verantwoordelijk. De een wil de wereld hoogstens nog beter (efficiënter) maken, de ander breekt dat idee hoonlachend af. De oorzaak ligt in wat De Meulder helemaal terecht als hét probleem van onze tijd benoemt, de vervreemding.
Vervreemding, het probleem.
Dat wij voor een flink stuk gedetermineerd worden door wat ik makkelijkheidshalve samenvat als het systeem (daar reken ik ook ons lichaam toe) is reeds lang bekend. De voorbije veertig jaar heeft deze determinatie een zeer vreemde wending genomen, omdat ze twee paradoxen bevat. De huidige determinatie is het verplichte geloof in maakbaarheid – iedereen kan zichzelf maken en moet ‘het’ dus maken. De tweede paradox betreft de scherpe beperking van de opties. Maakbaar ja, maar wat je ook kiest, je moet succesvol en prestatiegericht zijn (mislukkingen wijzen op een gebrek aan inspanning). Het resultaat is het onderwerp van het tweede hoofdstuk: vervreemding, van arbeid, van de ander, van de wereld, van onszelf.
“Wat is dat voor wereld die zegt dat je moet houden van je job en moet werken aan je relatie? Dat je moet nadenken in welke mensen je tijd wil investeren, maar je op het werk de uren niet telt?” De vermarkting is vandaag de dag zo totaal dat we het niet meer beseffen. Als ondernemer-van-zichzelf moet iedereen zichzelf als product in de markt zetten, na jarenlange voorbereiding in het onderwijs op werk dat bij het afstuderen zo veranderd is dat hij/zij vriendelijk edoch dwingend verzocht wordt om zich aan te sluiten bij het ‘levenslang leren’. Natuurlijk onder de vlaggen van maakbaarheid, flexibiliteit en vrijheid. “Met leerdoelen die vooraf vastgelegd zijn, is die vrijheid in werkelijkheid beperkt tot die van een zelfsturende robotstofzuiger.”
Vermarkting betekent concurrentie, winst en groei, met als resultaat dat de robotstofzuigers elkaar wantrouwen en op hun eentje het stof opzuigen dat we met zijn allen doen opwaaien. De natuur hebben we gereduceerd tot grondstoffen, met afvalbergen tot gevolg waar geen enkele robotstofzuiger tegen opgewassen is. Dat het stof ondertussen letterlijk tot in onze hersencellen doorgedrongen is, verwondert mij steeds minder. Een illustratie is het groeiend aantal mensen dat zich vol trots identificeert met een psychiatrisch label, als eindstation van hun vervreemding (‘Eindelijk weet ik wat ik heb, wie ik ben’), samen met de oplossing (gedragstraining gecombineerd met pillen, zodat ze hun taak als zelfsturende robotstofzuiger weer kunnen opnemen). Menselijk leed is ondertussen een integraal onderdeel van het verdienmodel. En ja, er zullen wel psi’s zijn die het goed bedoelen, maar dat gold ook voor de missiezusters in Kongo (O God, mocht Je bestaan, bescherm mij tegen de goede bedoelingen van anderen, zeker als ze deel uitmaken van een systeem).
Verbinding, de oplossing.
Het probleem is niet de ongelijke verdeling van de middelen, dat is slechts een onderdeel van een fundamenteler probleem: de vervreemding, die ons ongemerkt omgeturnd heeft tot, ja, tot wat eigenlijk? Bijvoorbeeld tot sociale mediagebruikers die hun individuele succesjes etaleren en ondertussen in stilte lijden. Dit is geen gevolg van directe onderdrukking, wel van het feit dat we ons spiegelen aan wat ‘men’ verwacht. Het resultaat? Individualisering is verschoven naar eenzaamheid, concurrentie naar polarisatie. Net zoals kleine kinderen leggen we de schuld bij de ander. Een links-progressief accent op gelijkheid demoniseert de rijke elite en vergeet dat gelijkheid niet per definitie vrijheid oplevert (de grootste gelijkheid vind je volgens Hannah Arendt in een dictatuur). Het rechts-neoliberale accent op vrijheid demoniseert werklozen, langdurig zieken en vluchtelingen, en vergeet dat onze transformatie tot individualistische ondernemers-van-onszelf iedereen ziek maakt, fysiek en mentaal, én de samenleving om zeep helpt.
De roep om verbinding klinkt steeds luider, maar levert vooralsnog benauwelijke antwoorden op, van rechtsnationalisten tot linkse taalpuriteinen. Het kan gelukkig ook anders, met een klein schoolmeisje als groot voorbeeld. De Greta Thunbergs van deze wereld erkennen de maatschappelijke oorzaak van wat inderdaad geen individuele problemen zijn (ik krijg braakneigingen van woorden zoals ‘ecologische voetafdruk’), en doen vervolgens een poging om samen met anderen een verandering te weeg te brengen. De tegenstelling tussen individu en samenleving is inderdaad vals. Wij zijn onze samenleving (wij, niet ik, en heel zeker niet het ‘men’). In het betere geval leidt de confrontatie met een collectief probleem tot samen handelen, in het beste geval met het oog op een gemeenschappelijk ideaal, als remedie tegen de leegte veroorzaakt door het exclusieve accent op individuele carrièreplanning. Dat ideaal vooronderstelt een voorafgaand denkproces over de vraag welke doelen het waard zijn om na te streven. Heel klassiek geformuleerd: wat is het goede leven dat we beogen, voor ons en voor onze kinderen? Dat is de vraag die wij, samen met de door ons verkozen politici, moeten stellen.
Hoe origineel kun je zijn?
Vanaf onze geboorte verwerven we ‘onze’ identiteit, omdat elke baby zich spiegelt aan de verwachtingen van zijn ouders, ruimer, van de omgeving. Freud benoemt dit als identificatie (identiek worden aan de verwachtingen), Lacan herbenoemt hetzelfde proces als aliënatie (vervreemding dus), de psychologie heeft het over ‘mirroring’. Onze identiteit komt onvermijdelijk van de ander, laagsgewijs, we zijn bijgevolg vanaf het begin wezenlijk vervreemd. In zijn uitwerking voegt Lacan een belangrijk luik toe: ja, we identificeren ons met verwachtingen van de ander, maar eens we ons daarvan bewust zijn, kunnen we sommige verwachtingen terzijde schuiven en kiezen voor andere.
Het klinkt eenvoudig, maar dat is het niet. Keuzes komen er pas wanneer het onbehagen met ‘onze’ identiteit zo groot geworden is dat we tegen de muur botsen. Op dat ogenblik kunnen we twee richtingen uitgaan. Ofwel stappen we mee met de nieuwste invullingen van het ‘men’, en verandert er niks. Ofwel gaan we heel bewust op zoek naar betere invullingen, naar een andere zinverlening voor wie we kunnen zijn en willen worden. Een boek zoals dat van De Meulder is daarbij een uitstekende richtingaanwijzer.
Seppe De Meulder (2025)
Waarom alles zo leeg voelt. Over vervreemding.
EPO: Berchem, 191 pagina’s.
ISBN 978 94 6267 558 2