Henri Heimans & Dirk Verhofstadt
KZ-syndroom. Een litteken dat nooit verdwijnt.
Sedert Kant weten we dat tijd en ruimte effecten zijn van de manier waarop we waarnemen en denken. Soms, heel soms, zijn ze niet arbitrair en komen ze samen op het perfecte moment en de perfecte plaats. Dit is het geval met KZ-syndroom, gepubliceerd in een regio die zijn geschiedenis ontkent en voorgesteld op dezelfde dag wanneer een rechter de bendeleider van een groep ogenschijnlijk keurige knaapjes veroordeelt tot een jaar effectieve gevangenisstraf. In september 2018 had een panorapportage de nazi-overtuigingen van de bende ontmaskerd, waarna Henri Heimans klacht neerlegde. Dat de uitspraak en de boekpresentatie zes jaar later zouden samenvallen, is puur toeval – en ook weer niet, denk ik dan.
Dirk Verhofstadt voorstellen is nauwelijks nodig, hij is al jarenlang de drijvende kracht in de liberale denktank en staat bekend als een van de zeldzame sociaalliberalen – ik wou dat er daar meer van waren. Als doorgewinterde onderzoeker is hij de auteur van meer dan twintig boeken, in het vorige bracht hij een gedurfde vergelijking tussen het jaar 1933 en wat er vandaag aan het gebeuren is.
Henri Heimans leerde ik meer dan tien jaar geleden kennen, toen ik deel uitmaakte van een groepje geëngageerde mensen die de organisatie voorbereidden van het Gentse Forensisch Psychiatrisch Centrum. Magistraat Heimans was de drijvende kracht in ons pleidooi voor een menselijke aanpak van geïnterneerden. In 2014 kenden VLD-ministers de uitbating toe aan de prive-sector, iets wat wij ten allen prijze hadden willen voorkomen – een interneringsinstelling is een zaak voor de overheid en mag niet de zoveelste melkkoe worden voor investeerders. Dat is het ondertussen wel, met duidelijke gevolgen (bekijk de snelheid van de personeelswisselingen, en je weet genoeg).
Transgenerationele trauma’s
Wij dragen de geschiedenis van onze ouders en voorouders met ons mee, meestal zonder dat we daar erg in hebben. Als hun geschiedenis traumatisch was en deel uitmaakt van De Geschiedenis, wordt het een loodzwaar gewicht, ook en waarschijnlijk zelfs vooral voor de nakomelingen – transgenerationeel trauma heet dat. De ondertitel van het boek luidt helemaal terecht “Een litteken dat nooit verdwijnt”. In KZ-syndroom lezen we hoe Rie Goethals en Gie Heimans vermalen werden door de nazi-praktijken, niet alleen in Duitsland, maar ook in Vlaanderen – het is verbijsterend om te horen dat Breendonk erger was dan Auschwitz. Ze overleefden het, en typisch genoeg zwegen ze over wat ze hadden meegemaakt. Ze leden in stilte aan de symptomen van hun posttraumatische stressstoornis; de man hield zich overeind in de rol van de verzorger van zijn vrouw die langzaam wegdeemsterde. Dat hun enige zoon rechten ging studeren, magistraat werd en in 2015 de Prijs voor de Mensenrechten kreeg, is geen toeval.
‘Survivors’ – een term die om meerdere redenen te verkiezen valt boven ‘slachtoffers’ – doen er vaak levenslang het zwijgen toe. Het overlijden van de moeder in 1989 valt samen met de opkomst van het Vlaams Blok – deze combinatie moet een triggereffect gehad hebben op haar man. Een aantal jaar later, wanneer hij beseft dat ook zijn tijd snel inkort, schrijft hij zijn ervaringen en die van zijn vrouw neer, 240 pagina’s lang, uitdrukkelijk met de bedoeling dat hun zoon hun geschiedenis zou leren kennen. In 2002 overlijdt hij.
Het neerschrijven van een dergelijk verhaal gebeurt niet zomaar, het bevat een transgenerationele opdracht: ik vertel mijn kinderen wat mij overkomen is zodat jullie het kunnen vertellen aan jullie kinderen. Ik kan me onmogelijk inbeelden wat het lezen van hun geschiedenis betekent moet hebben voor de zoon. De actualiteit zal de lectuur nóg zwaarder gemaakt hebben, het luidkeels terugkerende bruine gedachtengoed en de steeds minder schoorvoetende medeplichtigheid bij de belangrijkste Vlaamse politieke partij en gaandeweg ook bij andere. Een dergelijke medeplichtigheid is ronduit immoreel, het gedachtengoed zelf is crimineel, vandaar dat Henri Heimans naar het gerecht stapte. Het neerleggen van een klacht tegen een groep die racisme en nazisme promoot, heeft letterlijk en figuurlijk een proces in gang gezet waar dit boek voorlopig het laatste resultaat van is. Het was Dirk Verhofstadt die Henri Heimans overtuigde om het te schrijven en meteen zijn expertise als historisch onderzoeker en schrijver aanbood.
Een joodse jongen uit Letland, een hollands meisje uit Zeeland
De ouders van Henri Heimans zijn migranten – een woord dat vandaag een omineuze betekenis gekregen heeft. In 1911 wordt zijn moeder geboren in Middelburg, later verhuist ze met haar ouders naar Veere. Rie Goethals doet typisch Hollandse dingen, zeilen en zwemmen, maar ontpopt zich ook tot een muzikaal talent. Ze wordt verliefd op Rudolf Schönberg, een Joodse tekenaar en graficus en volgt hem naar Brussel waar zij studente wordt aan het conservatorium. We schrijven 1933, in Duitsland wordt de aanloop naar de holocaust ingezet met arrestaties, willekeurige huiszoekingen en de eerste strafkampen. Het gaat van kwaad naar erger, samen met andere groepen behoren communisten en joden tot de eerste doelwitten. Vele burgers kijken weg, de ondertussen getrouwde Rudolf en Rie doen dat niet, als overtuigde communisten zetten zij zich in Brussel in voor vluchtelingen uit Duitsland. Van zodra de oorlog uitbreekt treden ze toe tot het verzet. Ze worden verraden en opgesloten in Breendonk, vervolgens afgevoerd naar Duitsland. Rudolf wordt vermoord, Rie overleeft Ravensbrück en kan in 1945 langs Zweden terugkeren naar België. Pas later verneemt ze dat haar eerste man het niet gehaald heeft.
Genia wordt op 2 december 1908 geboren als Yevgeyns (Eugène) Heymann in Libau (Letland), als zoon van joodse ouders. Zes maand later moeten ze vluchten voor de pogroms en komen ze in Brussel terecht, nog later in Gent, en uiteindelijk terug in Brussel. In 1930 zal Genia in Parijs gaan werken bij een oom, waar hij in contact komt met avantgarde kunstenaars, communisten en rechts-conservatieven. Hij maakt de hernieuwde opstoot van het Franse antisemitisme mee en keert in 1934 terug naar Brussel. Ondertussen steekt ook in België het fascisme de kop op, met het Verdinaso in Vlaanderen en Rex in Wallonië. Hij wordt verliefd op een verpleegster uit het Brugmannhospitaal, een socialistische vakbondsafgevaardigde.… Lees verder