Jeroen Theunissen

Jeroen Theunissen

Ik = cartograaf.

Eind vorig jaar viel er een boek in mijn bus, mij toegestuurd door Sofie Dewulf met de boodschap dat het mij wel zou interesseren. En gelijk heeft ze (dank u, Sofie).

 

 

Ik = cartograaf valt moeilijk in een genre te duwen, wat meteen een pluspunt is. Fictie of non-fictie? Reisverhaal of egodocument? Het boek brengt de verschillende genres samen, de ik-figuur noemt zichzelf een cartograaf die een kaart van woorden maakt. De verteller/auteur is een veertigplusser, de leeftijd waarop mannen hun plots opduikende paniekaanvallen proberen te bezweren door een moto te kopen en op zoek te gaan naar een veel te jong lief. Van een moto is er geen sprake en het lief komt er pas later, na een zes maanden durende voettocht die van start gaat in Zuidwest-Ierland.

“Kijkend naar de heuvels, wat schapen en enkele ruïneuze cottages voelde ik de opwinding van wie voor langere tijd vertrekt uit de wereld van carrièreplanning, efficiëntie, ondernemerschap en return on investment, op zoek naar eenzaamheid, nutteloosheid, traagheid en romantiek, wolkenvelden, mijmeringen en sterrenhemels, maar ik voelde ook de pijn en de schaamte van wie op de vlucht is.”

Een half jaar later staat hij in Istanbul aan de Bosphorus. Onderweg pikt de verteller geschiedenissen en verhalen op, eerst bekende, gaandeweg (letterlijk gaandeweg) onbekende. Ierland, Nederland, Duitsland – kortom West-Europa – denken we te kennen, of kunnen we minstens herkennen. Vanaf Oostenrijk wordt dat al moeilijk, en alles wat verder ligt (Polen, Oekraïne, Roemenië, Bulgarije), kennen we niet, behalve in negatieve zin.

 

 

Het Habsburgse rijk en de EU

Toeval wil dat ik net Beter wordt het niet. Een reis door het Habsburgse Rijk en de Europese Unie gelezen had, geschreven door Caroline de Gruyter. Tijdens haar vier jaar durend verblijf in Wenen ging ze op zoek naar de Habsburgers, die tot 1918 de plak zwaaiden in Europa, met Keizerin Maria Theresia en haar zoon Jozef I als toonaangevende figuren. Wat ik uit haar boek vooral geleerd heb is dat ‘Oost-Europa’ eeuwenlang simpelweg Europa was, met Turkije als buitengrens, en dat het Habsburgse rijk in menig opzicht de voorloper van de EU is en borg stond voor vrede en welvaart. Wat ik vooral onthouden heb, is dat we er alle belang bij hebben om de EU te koesteren (wie daar vandaag, na de Brexit en met de oorlog in Oekraïne nog aan twijfelt, is een idioot).

Na 1918 en zeker na 1945 ging het IJzeren Gordijn dicht en werd de helft van Europa terra incognita. Joegoslavië leerden we eind vorige eeuw kennen door de burgeroorlog, Roemenië door de opstand tegen dictator Ceaușescu; over Hongarije en zeker over Bulgarije weten we zo goed als niets. Pas recent lezen we in de pers over Slowaken, Serven en Bosniërs, maar we kennen hun geschiedenis nauwelijks, vandaar dat we hun gevoeligheden niet begrijpen. En wie kan er nog Roethenië, Galicië of Transsylvanië aanwijzen op de kaart van Europa? Ook die gebieden doorkruist Theunissen, ook hun verhalen krijgt de lezer voorgeschoteld.

 

 

Fernweh

Wil je een land en een volk leren kennen, dan is een tentje, een vijftien kilo wegende rugzak, een paar goede wandelschoenen en veel tijd de beste aanpak. Als je alleen op stap bent, geen schrik hebt en voldoende talen spreekt, kom je overal in contact met gewone mensen, hoor je hun verhalen, zie je hoe ze leven. Combineer dat met wat opzoekingswerk (het boek staat vol verrassende weetjes en geschiedenisfragmenten die aantrekkelijker zijn dan De Geschiedenis), en ‘Oostblokkers’ worden mensen van vlees en bloed. Hetzelfde geldt voor de verteller: gaandeweg krijg je zicht op zijn achtergrond, de beweegredenen voor zijn wandeltocht én op zijn thuisbasis – hij renoveert zijn huisje in een beluik bovenop het 18de-eeuwse kerkhofje van Ekkergem in Gent; het boek is opgedragen aan Franciscus Donckerwolcke, ter plekke begraven op 8 september 1764, nauwelijks acht jaar oud.

Ik = cartograaf is geen rechtlijnig relaas van een wandeling, wel een meanderen tussen heden en verleden, tussen hier en elders, tussen ik en ander. Wil je jezelf leren kennen, ga weg van thuis, weg van jezelf, luister naar anderen, naar hun taal. Heimwee kennen we, maar wat dacht je van “Fernweh”? Het verlangen naar de verte, de pijn van daar niet te kunnen zijn. En wat denk je van “Landschapspijn”, het schrijnende gevoel dat iemand ervaart bij het zien wegkwijnen van een landschap, bijvoorbeeld een omgeving die vroeger vol iepen stond, door ons toedoen verdwenen op tien jaar tijd (vandaag is het de es die verdwijnt; mochten bomen kunnen spreken, ze zouden ons het “hodie mihi, cras tibi” laten horen).

“Wanderschaft” zit letterlijk in ons DNA. “We moeten ophouden migratie als een probleem te beschouwen, maar deze gaan zien als wezenlijk deel van onze identiteit”.

 

 

Homo migratio

Vanaf Bratislava in Slovakije wandelt hij door de Karpaten, vervolgens door het grondgebied van de Roethenen (de ouders van Andy Warhol waren Roethenen) in het huidige Polen en Roemenië. Na de instorting van het Habsburgse Rijk in 1918 woonden verschillende bevolkingsgroepen op de ‘verkeerde’ plaats (tot 1918 was er niks verkeerd aan), daarna volgde deportatie en discriminatie. In 1945 werd dit nog eens herhaald, vaak voor dezelfde bevolkingsgroepen. We beseffen niet welke onmetelijke ellende de terugkerende opstoten van nationalisme veroorzaakt hebben en nog steeds veroorzaken.

Als individuele “Wanderer” beschrijft Theunissen hoe mensengroepen altijd al rondgezworven hebben; niemand is ‘inheems’ als je op een ruimere tijdschaal kijkt. In de jaren ‘90 volgde ik een aantal lessen bij een collega-hoogleraar over de migratie van volkeren gedurende de voorbije tweeduizend jaar. In de EU kenden we toen de vluchtelingenstroom uit het voormalige Joegoslavië, en weerklonken de eerste ‘Eigen volk eerst’-kreten. Met een fijne glimlach verwees de collega naar de vroegere migraties en vertelde zijn publiek dat tegenhouden altijd mislukt.

Hij had eraan kunnen toevoegen dat we maar zelden lessen trekken uit de geschiedenis. Het IJzeren Gordijn mag dan verdwenen zijn, ondertussen bouwen we overal hekkens. In mijn eigen stad heeft men zelfs de ruimere zone rond de vijver in het recreatiedomein Blaarmeersen afgezet met een hek van vele honderden meters lang – dat was blijkbaar de enige remedie die de inrichtende macht kon bedenken tegen ‘overlast’ veroorzaakt door allochtone jongeren.

 

 

Wat hekkenbouwers niet begrijpen is dat ze zichzelf opsluiten.

 

 

Zugunruhe

Trekken maakt deel uit van onze identiteit, meer dan 150.000 jaar hebben we rondgezworven, ons sedentair bestaan is van recente datum en nooit echt overtuigend. Net zoals de trekvogels kennen we “Zugunruhe”, de rusteloosheid die ons ertoe aanzet om te vertrekken en andere oorden op te zoeken. Wandelen helpt, maar volstaat niet en wie niet af en toe verdwaalt, leeft niet echt. We verlangen ernaar en vrezen het – niemand wil eindigen in de maag van de boze wolf, net zoals niemand eeuwig wil slapen opgesloten in een toren. “Ik hoop dat mijn zonen zichzelf verdwalende cartografen zullen mogen noemen. De weg van begin naar eind is erg direct. Af en toe een korte omweg heeft nog niemand geschaad.”

 

 

Een jaar later vraagt het ondertussen gevonden lief hem “Dat boek van jou, wordt dat zo’n boek waarin witte mannen dingen uitleggen?” Ja hoor, het is zo’n boek, maar de uitleg is nooit belerend, net zoals de zoektocht naar zichzelf nooit zelfbeklag wordt. Ik heb immens genoten van de lectuur.

 

Jeroen Theunissen (2022)
Ik = cartograaf.
Amsterdam: De Bezige Bij, 428 pagina’s.
ISBN 978 94 031 6361 1