Cormac McCarthy

Cormac McCarthy

De passagier.

Stella Maris.

Regels moet je af en toe naast je neerleggen. Met mijn blog wil ik non-fictie onder de aandacht brengen – geen romans dus, simpelweg omdat ik mezelf daar niet bevoegd voor acht. Deze keer maak ik een uitzondering, want de twee boeken die nu aan bod komen, behoren tot De Literatuur. Het mogen dan romans zijn, ze handelen ook over de natuurwetenschappen en dan vooral over de grenzen waar ze op botsen.

 

 

Cormac McCarthy (°1933) lezen vraagt om een handleiding. Ik leerde zijn werk heel toevallig kennen: in mei 1998 loop ik gehaast door de luchthaven van Dublin om mijn vlucht te halen. Ik heb niks meer om te lezen en ook geen tijd om grondig te zoeken, dus pluk ik snel snel iets uit het eerste rek van de ‘bookstore’. Het wordt Blood meridian (1985) geschreven door een auteur die ik niet ken.

Het boek blaast mij van mijn sokken – het is een Dantesk verhaal over conflicten tussen ‘native Americans’, Mexicanen en Amerikaanse premiejagers in het midden van de 19de eeuw. De auteur doet geen enkele toegeving aan zijn lezers. Je moet zelf bijhouden wie er aan het woord is, aanhalingstekens gebruikt hij nooit en Mexicanen spreken Spaans (aan vertaling doet hij niet). Niet veel later lees ik zijn Border trilogy: All the pretty horses (1992); The crossing (1994); Cities of the plain (1998). In 2005 ligt No country for old men in de boekhandel, het jaar daarop het postapocalyptische The Road (2006). Zijn schrijfwijze wordt steeds soberder: minder woorden, minder beschrijvingen. Uitgepuurd dus. Het maakt de lectuur zeker niet makkelijker, maar wat hij schrijft, is onnavolgbaar goed.

      De inhoud is donker, en dat is een understatement. Erwin Mortier vertelde me dat hij na de lectuur van The Road een stevige borrel nodig had, iets wat ik alleen maar kan bevestigen. Ik was ervan overtuigd dat het boek onverfilmbaar was, maar nee hoor, John Hillcoat maakt er in 2009 een beklijvende kijkervaring van. Twee jaar vroeger bereikte de ronduit fenomenale verfilming van No country for old men een mainstream publiek, met dank aan de Coen broers en Javier Bardem.

 

 

Na 2006 wordt het stil, we moeten wachten tot 2022 voor een volgend boek. McCarthy is dan 89, en het worden er meteen twee. De inhoud is verrassend en ook weer niet: al een paar decennia is hij lid van het Santa Fe Institute  (https://www.santafe.edu) en neemt hij actief deel aan de discussies over complexe systemen in wiskunde, biologie, natuurkunde. Hij moet behoorlijk wat opzoekingswerk gedaan hebben voor de boeken die eind 2022 ongeveer gelijktijdig gepubliceerd worden: The Passenger gevolgd door Stella Maris. Je kan ze afzonderlijk lezen, maar toch vormen ze een geheel, zowel wat het verhaal betreft als de ideeëninhoud die stukken verder gaat dan het verhaal.

             De vergelijking met een Griekse tragedie ligt voor de hand: de twee hoofdfiguren zijn een broer en een zus, gedoemd omwille van hun vader. Hij maakte deel uit van het team dat de atoombom ontwierp en dus de basis voor onze zelfvernietiging. Zijn kinderen dragen niet alleen deze schuld mee, maar ook zijn intelligentie – schuld en intelligentie, altijd een gevaarlijke combinatie.

             Alicia is geniaal in de wiskunde, maar ook gek. Niet gewoon gek, geniaal gek. Stella Maris is één lange dialoog tussen haar en een arts, in een psychiatrische instelling waar ze zelf naartoe gestapt is. Ze is pas 20 en zal niet veel ouder worden – dat ze uit het leven zal stappen, kondigt ze zelf aan. Haar oudere broer, op wie ze verliefd is, ligt in coma in Italië, na een ongeluk met een raceauto. Haar leven is zinloos geworden, ook de wiskunde kan geen antwoorden bieden. De grote mathematici passeren de revue (Grothendiek, Von Neumann, Deligne, Zariski,…), vooral aan de hand van de problemen waar ze mee worstelden en die hen onvermijdelijk tot bij de klassieke filosofen brachten. Het kernprobleem, zowel natuurwetenschappelijk als filosofisch, handelt over de grondslagen, de uitgangspunten die nooit bewijsbaar zijn: “Niets kan zijn eigen uitleg zijn”.

       Terzijde: wanneer McCarthy het heeft over onderwerpen die ik goed ken, moet ik telkens vaststellen hoe accuraat zijn kennis is, zodat ik aanneem dat dezelfde accuraatheid geldt voor de onderwerpen waar mijn kennis beperkt is.

       Stella Maris is rechtlijnig – het is een dialoog; De passagier is complex. Het speelt zich af na de dood van Alicia (daarom moet je éérst Stella Maris lezen, en pas daarna De Passagier, ondanks het feit dat ze in omgekeerde volgorde gepubliceerd werden). De cursief gedrukte tekstgedeeltes verwijzen naar Alicia, meestal naar haar dialogen met ‘het Kind’, de hoofdfiguur in haar hallucinaties, een kale dwerg met flippers in plaats van armen. Ze gaan bijgevolg vooraf aan de verhaallijn van De passagier. Als lezer moet je dat zelf maar uitvissen, het nieuwe verhaal start pas na pagina twintig. Gaandeweg blijkt de hoofdfiguur haar broer Bobby te zijn (hij overleefde de crash) die als bergingsduiker werkt, nadat hij een academische carrière in de natuurkunde opgegeven heeft. Al die zaken moeten we opmaken uit de dialogen met een stuk of zes mensen, verspreid over het boek – McCarthy kennende had ik, net zoals bij de lectuur van de grote Russen, de namen van elke dialoogpartner genoteerd, samen met een korte beschrijving, om te kunnen bijhouden wie wie is.

       Aanvankelijk (dat wil zeggen, eens je voorbij pagina twintig bent) krijg je de indruk een misdaadverhaal te lezen, in de lijn van No country for old men. Een neergestort vliegtuigje ligt nagenoeg intact op de zeebodem, het blijkt dat er een passagier ontbreekt. De omstandigheden zijn duister, de bergingsduiker wordt ervan verdacht dingen uit het vliegtuig meegenomen te hebben, zijn flat wordt doorzocht, onduidelijke figuren zitten hem op de hielen, enzovoorts. Een ontknoping komt er nooit, het verhaal van de verdwenen passagier is niet veel meer dan een steeds vager wordend raamwerk waarbinnen we de ruimere geschiedenis van Bobby en Alicia leren kennen en – vooral – getuige mogen zijn van beklijvende dialogen. Het einde van de tragedie speelt zich af op Formentera, waar Bobby zijn dood afwacht.

       Ik weet niet hoe ik De passagier kan beschrijven. Het is de noodzakelijke aanvulling op Stella Maris,maar het staat ook op zich. De plot doet er niet toe, het zijn de vele ideeën en stellingen die de lectuur zo intrigerend én moeilijk maken, gebaseerd op wiskunde, natuurkunde en filosofie, met dien verstande dat de onderwerpen nog verder gaan. Het gaat over kennis, en vooral over de limieten ervan. Ik las beide boeken ondertussen twee keer en ik zal ze ongetwijfeld nog herlezen.

 

 

Toeval bestaat niet (ook al een wetenschappelijk probleem): in september las ik Het blinde licht, van de Chileen Benjamin Labatut (uitgeverij Atlas Contact), aangeraden door Erwin. Ook dit is een roman met wetenschap als hoofdthema, dat wil zeggen: onze zoektocht naar kennis en de gevolgen ervan (telkens een combinatie van horror en vooruitgang). Zo ontwikkelde Fritz Haber een procedure om stikstof rechtstreeks uit de lucht te halen, met als resultaat de productie van de eerste kunstmest die miljoenen mensen van de hongerdood redde. Voortbouwend op vergelijkbaar onderzoek ontwikkelde hij ook het gifgas dat tijdens de eerste W.O. gebruikt werd. Tijdens de feestviering naar aanleiding van deze succesvolle toepassing pleegde zijn vrouw zelfmoord – dit ‘succes’ wou ze niet.

      Dit is slechts een van de vele verhalen die Labatut met een meeslepende pen beschrijft – het boek is een echte ‘pageturner’. Vaak komen dezelfde wetenschappers als bij McCarthy aan bod, zij het in een meer gepopulariseerde versie. Ook hier weet je als lezer niet altijd wanneer het verhaal waarheidsgetrouw is en vanaf welk punt fictie overneemt. Nieuwe figuren zijn Heisenberg en Schrödinger. Zij staan centraal in de tweede helft van het boek, waar het accent op de  kwantumfysica en thermodynamica komt te liggen. De toon is verwittigend, Faust is nooit veraf: kennis verleidt de mens tot het kwade.

 

 

Bij het schrijven van het essay voor de maand van de filosofie in 2022 (Intieme vreemden, zie https://www.filosofischeschool.nl/post/april-is-de-maand-van-de-filosofie) mondde ik uit op een thema dat mij al lang intrigeert en waar alles letterlijk mee samenhangt (fusie) of uit elkaar valt (splitsing): energie. Het is hét centrale onderwerp in de natuurwetenschappen, maar ook de menswetenschappen gebruiken het begrip om de haverklap, zij het metaforisch. Ik ben er ondertussen van overtuigd dat het geen metafoor is, dat het naar een werkelijkheid verwijst die we niet begrijpen. Net daarom vond ik de lectuur van Labatut en zeker van McCarthy zo fascinerend.

      De pogingen in het verleden om het energieconcept toe te passen in de menswetenschappen hebben vooral veel onzin opgeleverd. Een paar maand voor de ‘energiecrisis’ (tussen aanhalingstekens, het ging over een politieke crisis) nam ik het besluit om mij op dit onderwerp toe te leggen, na de afwerking van het boek waar ik toen aan bezig was. Onbehagen verschijnt op 2 mei, ik heb nog net de tijd om Faust te herlezen vooraleer ik dit aanpak.

 

 

Cormac McCarthy (2022)
 
Stella Maris
Amsterdam – Antwerpen: De Arbeiderspers, 239 pagina’s.
ISBN 978 90 295 4735 6
 
De passagier
Amsterdam – Antwerpen: De Arbeiderspers, 429 pagina’s.
ISBN 978 90 295 4751 2