Ingrid Robeyns
Rijkdom.
Hoeveel ongelijkheid is nog verantwoord?
Er zijn zo van die essays die op het juiste moment komen. De gevolgen van de coronacrisis zullen vooral economisch en sociaal zijn. De schattingen over het op komst zijnde aantal werklozen gaan van hoog tot zeer hoog. Regeringen hebben ontzettend veel geld uitgegeven om noden te verhelpen, waarbij sommige landen letterlijk de prijs moesten betalen voor kortzichtige besparingen uit het verleden. De hamvraag luidt: wie gaat dat betalen?
Hoogleraar Ingrid Robeyns bestudeert al jarenlang rijkdom, wat op zich al uitzonderlijk is. Haar ideeën verschenen vorig jaar in een essay, gepubliceerd in de reeks ‘Nieuw Licht’. Onderzoek naar armoede (hoe definieer je dat, wat zijn de gevolgen, wat kunnen we eraan doen) gebeurt al geruime tijd, met bijvoorbeeld een begrip als ‘armoedegrens’ als resultaat. Maar wat zou een rijkdomgrens kunnen zijn, en welke gevolgen treffen we aan voorbij die grens? In haar aanvangshoofdstuk gaat Robeyns niet te rade bij Marx of Piketty, maar wel bij de filosoof waar ik zelf de voorbije jaren systematisch naar terugkeer: Aristoteles. Ik was onmiddellijk gecharmeerd.
Een stelling, eigenlijk een vaststelling van Aristoteles die we zo snel mogelijk weer ter harte moeten nemen, is dat elke menselijke handeling inherent ethisch is, en dus aan een oordeel kan en moet onderworpen worden. Het idee dat bedrijfskunde en management enkel rationeel te werk gaan, is niet alleen een misvatting, het is bovendien een (morele!) rechtvaardiging voor gedrag dat vaak immoreel is. Een tweede Aristotelische stelling leert dat kiezen voor het juiste midden de basis legt voor een goed leven, het doel van elke mens. Het bestuur van de polis (de stadstaat) moet zich daarop richten, met onder meer economie als middel, nooit als doel.
Met Aristoteles als ruggensteun schuift Robeyns de resultaten van haar onderzoek in verband met rijkdom naar voor, en die zijn niet van de minste. Kort samengevat: extreme rijkdom ondermijnt de democratie, is niet verenigbaar met ecologische noodwendigheden, is bijna altijd onverdiend en schaadt de belangen van iedereen, superrijken incluis. Merk op dat ze geen pleidooi houdt voor gelijkheid en niet tegen rijkdom op zich is. In haar boek geeft ze voldoende argumenten waarom sommige mensen meer moeten verdienen dan anderen. Het gaat hem over de extreme verschillen en de gevolgen daarvan.
Bij elk van haar provocerende bevindingen wijst ze ook oplossingsrichtingen aan. In de slotparagrafen van het essay komt ze tot de globale oplossing: rechtvaardige belastingen. Concreet houdt dit een uitdrukkelijke accentverschuiving in van belasting op arbeid (belastingen die verhoudingsgewijs het minst opleveren) naar een progressieve belasting op vermogens, met een maximaal tarief tussen zeventig en tachtig procent. Als je weet dat vermogens nu nauwelijks belast worden (ondanks het geweeklaag van economisch aangestuurde politici), en veel belastingen vooral lineair zijn (btw-tarieven zijn voor rijk en arm exact dezelfde), zie je de radicaliteit én de noodzakelijkheid van deze oplossing.
Nog een stap verder is de dringende noodzaak om internationale afspraken te maken ten einde belastingen te kunnen heffen op bedrijfswinsten van multinationals. Zij betalen nu nauwelijks en vaak zelfs geen (u leest goed) belastingen maar genieten wel ten volle van met belastinggeld betaalde voordelen (wie heeft er de luchthavens gefinancierd waar Ryanair misbruik van maakt?). Nu beconcurreren landen elkaar om bedrijven nog méér voordelen toe te kennen (‘fiscale rulings’) wat in de praktijk neerkomt op het legaal maken van belastingontduiking. Nederland geniet in Europa de bedenkelijke reputatie een belastingparadijs te zijn, België weigert haar fiscale afspraken met multinationals bekend te maken. De verklaring daarvoor komt al vroeger in het essay aan bod: extreme ongelijkheid is zeer slecht voor de democratie.
Dergelijke ingrijpende veranderingen kunnen alleen maar als ze gedragen worden door een zo breed mogelijke groep in de samenleving. Misschien wordt de coronacrisis een wake up call, en komen er democratische ingrepen in die richting. Misschien ook niet. In dat geval ziet het er niet goed uit, want dan zal de ongelijkheid blijven toenemen, tot de bom barst. Letterlijk.
Ingrid Robeyns (2019)
Rijkdom. Hoeveel ongelijkheid is nog verantwoord?
Amsterdam: Prometheus, Nieuw Licht, 98 pagina’s.
ISBN 978 90 446 3975 9