Sander Heijne & Hendrik Noten

Sander Heijne & Hendrik Noten
Fantoomgroei. Waarom we steeds harder werken voor steeds minder.

Toen ik in mijn laatste boekje, Houd afstand, raak mij aan, mijn kritiek op groei scherper dan ooit formuleerde (‘Groei is de grootste leugen van onze tijd’) vonden een aantal coryfeeën uit de bedrijfswereld en zelfs één hoogleraar het nodig om dit te ridiculiseren. Ik heb nooit veel geduld gehad met hoogopgeleide idioten en dat betert niet met ouder worden. Argumenten tegen de huidige versie van groei liggen voor het rapen, maar dan moet je wel uit je ideologisch-dogmatische bubbel stappen.

Voor mij ligt een boek geschreven door twee jonge Nederlanders (de een werkt als bestuurskundige bij het Nederlandse equivalent van VoKa; de ander is een journalist met economie als focus). Hun uitgangsvraag betreft de volgende paradox: de (Nederlandse) economie is de voorbije decennia met tientallen procenten gegroeid, terwijl de reële gezinsinkomens in diezelfde periode vrijwel niet gestegen zijn. Hoe komt dat? Tijdens hun onderzoekswerk zijn ze, naar hun eigen zeggen, van de ene verrassing in de andere gerold. De kern van de verklaring ligt al vervat in hun titel – de huidige groei is fantoomgroei – en krijgt in het boek een onderbouwde uitwerking.

Dit is de zoveelste studie in de rij die uitlegt hoe verknipt ons economisch bestel in elkaar zit, waarom dat het geval is en wat we daar kunnen aan doen. In het vorige boek dat ik besprak (Werk, door Suzman) kwam ‘de grote ommekeer’ al aan bod, de benaming voor de loskoppeling van lonen en productiviteitsstijgingen vanaf 1980, met als gevolg een steeds scherper wordende ongelijkheid). In een nog oudere blog besprak ik de systemische verklaring voor de evolutie van de vrijemarktsamenleving, die ik in het werk De onzichtbare hand van van Bavel vond. Fantoomgroei illustreert wat er in de laatste fase van een vrijemarktsamenleving gebeurt, en wat de verschillen zijn met het officiële verhaal.

In Nederland is het boek een enorm succes: gepubliceerd in juni 2020 waren er in oktober al vijf herdrukken. Het onderwerp leeft, het besef dat onze huidige economie op waanzin berust, neemt hand over hand toe en zal binnenkort boven een kritische drempel uitstijgen. Daarna volgt verandering, goedschiks of kwaadschiks. De auteurs merken terecht op dat de toenemende ongelijkheid dé verklaring is voor de opkomst van rechts-populistische bewegingen. Hoe terecht de onvrede bij de aanhangers van deze bewegingen ook moge wezen, populisten leggen de oorzaak krak op de verkeerde plaats: bij de ‘linkse elites’, bij de moslims, bij de vrouwen. Nee hoor, de oorzaak ligt in ons sociaaleconomisch bestel, dat is de pijnlijke waarheid. Pijnlijk omdat net dit bestel ons ooit welvaart en vooruitgang gebracht heeft, maar nu exact het tegenovergestelde doet (voor de verklaring, opnieuw, lees van Bavel, zie https://boekenblog.paulverhaeghe.com/bas-van-bavel/).

Wie bekend is met de materie, kent de pijnplekken, een opsomming kan dan ook volstaan. De ruimere uitleg hoe dit in Nederland sedert 1982 stap voor stap geïnstalleerd werd en hoe dit in een nog ruimere historische achtergrond kadert, kan je in het boek lezen.

– Belastingen benadelen loontrekkenden en bevoordeligen bedrijven en vermogens. Loonsverhogingen zijn uit den boze, belastingvoordelen voor bedrijven en vermogens zijn de regel.
– De inkomenskloof wordt steeds groter, zowel de rijkdom als de armoede nemen toe.
– Bezuinigingen ‘om de economie te stimuleren’ gebeuren altijd ten koste van de huishoudens en de publieke sector (onderwijs, zorg, justitie, politie, …)
– Onder het mom van ‘optimalisatie’ genieten werknemers steeds minder bescherming en in sommige gevallen draagt de overheid daar actief toe bij. Het gevolg is dat dezelfde overheid steeds meer uitkeringen moet betalen.
– De huidige ‘groei’, zowel bij gezinnen als bedrijven, berust op schulden. Groei is fantoomgroei.
– Op de achtergrond worden voortdurend dezelfde riedeltjes herhaald: wie hard genoeg werkt, kan het maken; wie arm is, heeft dat aan zichzelf te danken; steuntrekkers zijn profiteurs; de lonen zijn veel te hoog, inlevering is nodig; bedrijven die te veel belasting moeten betalen, zullen naar het buitenland vertrekken, enzovoort.

Het pijnlijke is dat de door ons verkozen politici niet meer bij machte blijken te zijn om ‘de’ economie (lees: de beursgenoteerde bedrijven) tot de orde te roepen. De voorbije decennia heeft er een merkwaardige omkering plaatsgegrepen: het is de overheid die zich regels laat opleggen, hetzij uit onmacht, hetzij – in het allerslechtste geval – omdat ze corrupt zijn. In 2015 onthulde het NRC Handelsblad dat de nieuwe wetgeving voor financiële markten, ingediend door J.Dijsselbloem, grotendeels geschreven was door de lobbyisten van ING. Alsof je pedofielen de wetgeving over jeugdzorg laat herschrijven. Met dergelijke praktijken hoeft het ons niet te verwonderen dat multinationals tegenwoordig nauwelijks belasting betalen, en dat terwijl het toptarief in Nederland ooit tweeënzeventig procent was en in de VS zelfs negentig procent.

De in het boek besproken evolutie en voorbeelden betreffen Europa in het algemeen en Nederland in het bijzonder, maar kunnen probleemloos toegepast worden op België. Ik geef één voorbeeld, zomaar geplukt uit de krant van 18 januari (DS 18 januari 2021, Matthias Somers, Voor zeven euro meer; zie https://www.standaard.be/cnt/dmf20210117_98001191). In België zijn de loononderhandelingen bezig, en nu al staat wettelijk (inderdaad: wettelijk – zie hoger: wie schrijft er die wetten?) vast dat de lonen de komende twee jaar maximaal met 0,4 procent mogen stijgen. Concreet houdt dit in dat iemand die met een voltijdse baan 1700 euro bruto verdient (dat zijn meer mensen dan de lezers van deze blog vermoeden) de komende twee jaar een opslag krijgt van maximaal 7 euro, bruto. Waar de lezers nog veel minder weet van hebben betreft andere, eveneens door dezelfde wet vastgelegde beperkingen bij de loononderhandelingen. Bijvoorbeeld: 1) er mag geen rekening gehouden worden met de toegenomen productiviteit (die is in België hoger dan in de buurlanden); 2) er mag geen rekening gehouden worden met de loonkostsubsidies; begrijp: met de cadeaus die het bedrijfsleven gekregen heeft van de overheid (in 2019 voor een totaal van 12,5 miljard euro) door specifieke verminderingen van werkgeversbijdragen; 3) er mag geen rekening gehouden worden met de ‘taxshift’, die de bedrijven in 2019 een voordeel van 2,8 miljard euro opleverde, wat ze bovendien – dit wordt écht een karikatuur – door een handige boekhoudkundige truc mochten bijtellen bij hun kosten voor de sociale zekerheid (die ze niet betaald hebben); laat dat even tot je doordringen: je krijgt geld, en dat mag je aftrekken van je belastingen? De teneur van deze wetgeving illustreert meerdere pijnpunten uit de opsomming die ik hoger puntsgewijs maakte. Is het dan zo vreemd dat steeds meer mensen voor ultrarechts of ultralinks stemmen?

Echte verandering is nodig en vraagt vooreerst om een andere blik; een revolutie berust op een ideeënrevolutie. Het derde en laatste deel van het boek draagt als titel Het nieuwe verhaal. Dat economie tot de harde wetenschappen zou behoren, geloven zelfs de meeste economen niet langer. Het fabeltje over de verzorgingsstaat die de samenleving om zeep dreigde te helpen, is aan vervanging toe. Het nieuwe verhaal moet economie ten dienste stellen van de gemeenschap, en niet omgekeerd. De auteurs bespreken tal van reële voorbeelden hoe het anders kan, zoals Just Transition, The Green New Deal, de Samso-transitie, The Emilian Model, … Ongeveer alle voorbeelden zijn ontstaan aan de rafelranden van bestaande systemen, met individuele burgers of lokale gemeenschappen als initiatiefnemers. In het beste geval krijgen zij na verloop van tijd de overheid aan hun kant en maakt ook de politiek een keuze in het belang van de gemeenschap. In het slechtste geval worden ze door de overheid tegengewerkt.

Dit is zonder twijfel een ethisch-politieke discussie waarbij verschillende ideologieën tegenover elkaar komen te staan. Sociale ongelijkheid is voor de enen fundamenteel onrechtvaardig, voor de ander een ‘natuurwet’ en dus correct. Het debat daarover voeren we sinds de Verlichting en is zelfs nog ouder, waarbij iedereen eigen argumenten aanvoert om het grote gelijk te bewijzen.

Wat niet langer weggezet kan worden als een discussiepunt, is de klimaatverandering. Dit is geen ideologie, maar harde wetenschap. Laat die klimaatverandering nu net veroorzaakt worden door ditzelfde economisch model. Het is de in dit geval reële groei van de voorbije vijftig jaar die de komende eeuw het water tot aan de lippen van onze kinderen zal laten komen. Samen met de auteurs hoop ik dat de coronacrisis en de economische fall-out die eraan zit te komen, ons ertoe zullen brengen te kiezen voor wat eigenlijk geen keuze is: ‘Uw geld of uw leven’.

 

Sander Heijne & Hendrik Noten (2020)
Fantoomgroei. Waarom we steeds harder werken voor steeds minder.
Amsterdam/Antwerpen uitgeverij Atlas Contact, 255 pagina’s
ISBN 978 90 470 1324 2