Didier Eribon

Didier Eribon

Het vonnis van de samenleving. Klassen, identiteiten, trajecten.

“Ik zal schrijven om mijn soort te wreken”– deze uitspraak van Annie Ernaux in haar dankrede bij de toekenning van de Nobelprijs voor literatuur van 2022 is nu al historisch. Didier Eribon behoort tot dezelfde ‘soort’, de onderklasse van de maatschappij, waaruit ontsnappen moeilijk is en tegenwoordig nauwelijks nog kan. Beiden hadden naast hun afkomst nog een tweede handicap: vrouw voor Ernaux (°1940), homo voor Eribon (°1953). Beiden slaagden in hun emancipatie: hij is een internationaal bekende academicus, zij een literator bekroond met de hoogste erkenning.

     In 2009 publiceerde Eribon Terugkeer naar Reims, een boek dat ondertussen Europa veroverd heeft. Het is een terugblik op zijn kindertijd, hoe hij opgroeide aan de onderkant en daaruit ontsnapte (zie https://boekenblog.paulverhaeghe.com/didier-eribon/). Een dergelijke ontsnapping krijgt applaus, maar tezelfdertijd vinden we haar normaal. Iedereen heeft toegang tot onderwijs, wie dat écht wil kan zich toch opwerken? Zijn Ernaux en Eribon daar niet de levende bewijzen voor? Deze boodschap is de voorbije decennia zo vaak herhaald dat ze een vanzelfsprekende waarheid geworden is. De werkelijkheid is complexer, bovendien behoren Eribon en Arnaux tot de uitzonderingen. Anekdotisch bewijs (‘Mijn grootvader rookte heel zijn leven lang, en hij werd bijna honderd’) is geen bewijs. De overgrote meerderheid van de kinderen uit de laagste sociale klasse raakt daar nooit weg, net zoals bijna alle rokers ernstige gezondheidsproblemen krijgen.

     De vraag waarom sociale mobiliteit zo moeilijk is, staat centraal in dit boek waarvan de titel al de richting van het antwoord geeft: Het vonnis van de samenleving. Klassen, identiteiten, trajecten is een stevig onderbouwd pleidooi om het idee van sociale klasse opnieuw te gebruiken. Tezelfdertijd geeft het een verklarende kadering aan Terugkeer naar Reims – de twee boeken horen samen.

     Wanneer je weet dat Eribon socioloog is, verwacht je een benadering vanuit die hoek. Gelukkig is hij ook schrijver en hanteert hij een voor de lezer aangenamere insteek. Elk van de negen hoofdstukken vertrekt bij literaire (van Proust tot Ernaux), soms bij theoretische (Bourdieu, Hoggart) teksten die hij telkens laat resoneren met zijn eigen geschiedenis. Het is een aanpak die verrassend goed werkt, zeker met de literaire teksten. De mooiste hoofdstukken handelen over het leven van zijn grootmoeders; met het weinige dat hij over hen weet, slaagt hij er toch in hen beklijvend neer te zetten. Het contrast met het hoofdstuk waar hij zijn verhaal aftoetst aan Bourdieu in een typisch Franse intellectuele stijl, is groot.

 

Waarom is ‘het vonnis van de samenleving’ zo determinerend voor de toekomst van kinderen? Als kritisch denker legt Eribon de oorzaken zowel bij de maatschappij als bij het individu. Kant maatschappij wacht er ons een pijnlijke verrassing: dé instelling die sociale emancipatie mogelijk zou moeten maken, het onderwijssysteem dus, heeft net het omgekeerde effect, omdat het onbedoeld een selectie doorvoert op basis van sociale achtergrond. Kant individu wordt dit versterkt door auto-eliminatie, kinderen die uit eigen beweging de school verlaten.

     De selectie wordt duidelijk op de leeftijd van twaalf, maar gaat al veel vroeger van start. Niet omdat scholen en begeleidende instanties doelbewust kinderen uit de onderkant weren (sommige doen dat, anderen werken zich uit de naad om hen aan boord te houden), wel op grond van elkaar versterkende mechanismen bij de school en bij het kind.

     De school verwacht van de leerlingen een bepaalde set van kenmerken, een ‘habitus’, die steevast de waarden van de middenklasse weerspiegelt. Welke woordenschat heeft het kind thuis geleerd, welke argumentatie- en discussiestijl? Naar welke culturele producties ging de aandacht, welk esthetisch oordeel kreeg het mee? Ruimer: welke morele visie op lichamelijkheid, op gender, op samenleven? Kinderen die daar niet aan beantwoorden, presteren nagenoeg altijd ondermaats, zelfs wanneer ze intelligent zijn. Ze kennen de ‘code’ niet, met als gevolg dat ze de deur niet open krijgen. Vaak houden ze de eer aan zichzelf en verzachten ze hun mislukking door uit eigen beweging op te stappen. Eribon definieert zelf-uitsluiting als volgt: “Een automatisch en onvermijdelijk elimineren dat door hen die er het slachtoffer van zijn, beleefd wordt als een vrije keuze.” Een echte man moet zich fysiek bewijzen, boeken, dat is voor mietjes en meisjes.

 

Een kleine minderheid ontsnapt – de vraag is waarom zij slagen waar de meerderheid mislukt. In mijn ervaring hebben de Eribons van deze wereld dat óók te danken aan het onderwijs, maar niet aan het systeem, wel aan individuele leerkrachten die in hen geloofden en hen bleven pushen, vaak tegen hun wil in. En ja, er hangt een prijskaartje aan.

     Elke klassemigrant is bekend met twee typische emoties. Schaamte over afkomst en familie. Angst om door de mand te vallen want de automatismen waarmee iemand opgroeide hebben diepe wortels, van tafelmanieren tot kledijkeuze. Vertaalster Jeanne Holierhoek verwoordt het treffend in haar nawoord: “Het zijn de mensen die op een receptie staan zonder zich te kunnen ontdoen van de angst dat ze onverhoeds in de kraag zullen worden gevat en dat iemand hun in het oor zal fluisteren: ‘Wat doe jij hier? Jij hoort hier niet!’”

     De nuchtere vaststelling is dat het onderwijs als systeem niet helpt. Wat evenmin helpt, is het uitdelen van stoornissenlabeltjes gevolgd door specifieke ‘zorgpaden’ die nagenoeg altijd naar nergens leiden. Wat helpt, zijn mensen. Een logopediste vertelde me dat ze zelf instond voor het vervoer (personeelsgebrek, wat dacht je) en kinderen moest afhalen van en terugbrengen naar school. Tot haar verrassing ontdekte ze dat de gesprekjes tijdens de autorit veel meer soelaas brachten voor de kinderen dan de labelspecifieke oefeningen die ze met hen deed.  Waarna ze besloot systematisch een blokje om te rijden om op die manier meer tijd te hebben voor de gesprekjes.

     Wat nog veel minder helpt, is schuldinductie. Recent bleek voor de zoveelste keer dat de onderwijsresultaten van onze kinderen dramatisch achteruitgaan.  De reactie van de bevoegde minister is symptomatisch: het is de schuld van de ouders die hun kroost te weinig stimuleren en het zelfs aandurven een foute ‘thuistaal’ te spreken, sancties zijn nodig! Het is dezelfde minister die denkt het onderwijsniveau te kunnen opkrikken door een select clubje leerkrachten een hoger loon te geven – de ervaring wijst uit dat een dergelijke aanpak dodelijk is voor samenwerking en vooral afgunst veroorzaakt. Kijk, na dagenlang héél diep nadenken wil ik een voor de minister vermoedelijk totaal onverwachte oplossing voorstellen: zorg dat er genoeg leerkrachten zijn (degelijk opgeleide mensen volstaan, ze hoeven niet te ‘excelleren’) die in teamverband écht onderwijs mogen geven, zonder gepest te worden met nutteloze administratieve taken.

 

Slachtoffers beschuldigen de oorzaak te zijn van hun eigen ellende, is een letterlijk goedkope manier om niet te moeten ingrijpen. Het doet me denken aan het eerste Belgische onderzoek naar kindersterfte, begin vorige eeuw. De conclusie luidde dat de oorzaak bij ‘slechte moeders’ lag die hun kinderen verwaarloosden – en dus niet bij de zevendaagse, onderbetaalde werkweek, de onhygiënische woonomstandigheden, de ondervoeding, het gebrek aan contraceptiva, enzovoorts.

     ‘Victim blaming’ is een klassieke strategie van een bepaald slag machtshebbers. Overigens is een omgekeerde aanpak eveneens een vergissing: iemand reduceren tot slachtoffer heeft nog nooit iemand geholpen en is op de keper beschouwd even neerbuigend als de beschuldigingen. Kinderen zijn geen doetjes, echt niet, een leerkracht die luisterbereidheid combineert met het geven én eisen van respect, is het beste wat kinderen kan overkomen.

 

Het vonnis veranderen is allesbehalve eenvoudig. Het eerste wat ons vandaag te doen staat, is ons opnieuw bewust worden van de determinatie die uitgaat van sociale klassen en van de mechanismen die aan de basis liggen van uitsluiting en zelfuitsluiting. Een centraal onderdeel in deze bewustwording is het onder ogen zien van de vooroordelen die wij vaak ongeweten hebben over mensen die onze ‘code’ niet machtig zijn. Wat we vooral moeten doen, is ons daadwerkelijk inzetten voor wat Aristoteles als belangrijkste ethische deugd beschouwde: sociale rechtvaardigheid.

 

Didier Eribon (2023)
Het vonnis van de samenleving. Klassen, identiteiten, trajecten.
Leesmagazijn 2023, 207 pagina’s.
ISBN 978 90 833037 0 3