Eva Rovers
Waarom we politiek niet alleen aan politici kunnen overlaten.
Pleidooi voor een Derde Kamer
Shakespeare had het over “The winter of Our Discontent”, daar kunnen wij de zomer aan toevoegen. De voorbije maanden is de kloof tussen kiezers en politiek zo mogelijk nog groter geworden. Steeds meer mensen zijn ervan overtuigd dat de ‘verkozenen des volks’ niet langer in staat zijn en zelfs de bereidheid niet meer hebben om maatregelen te nemen in functie van het gemeenschappelijk belang. Helaas brengt deze overtuiging veel burgers tot een verkeerde conclusie: democratie zou niet werken, dus hebben we een sterke leider nodig. Help! De correcte analyse is nochtans eenvoudig: mechanismen die ooit borg stonden voor een democratisch bestel leveren al decennialang een particratie op, met als recente illustratie het feit dat één partijvoorzitter de Belgische regering kan verbieden sancties te nemen tegen een genocide en de regeringspartijen de moed niet hebben om daar tegenin te gaan, terwijl de bevolking daar in een overgrote meerderheid achter staat.
Deze analyse is al ruim twintig jaar bekend, en ja, er is een oplossing. Voor de nieuwe onderbouwing van de democratie zijn er meerdere benamingen: deliberatieve democratie, burgerparticipatie, burgerberaad – zelf geef ik de voorkeur aan deliberatieve democratie, al was het maar omwille van de alliteratie. En nee, dit is geen schrijftafelconstructie van wereldvreemde filosofen, er zijn meerdere toepassingen die tonen dat het model werkt. Als je wil weten welke, haal dan het nieuwe boek van Eva Rovers in huis, waar ze vijf concrete voorbeelden bespreekt. Heb je te weinig kennis over het model zelf, lees dan eerst haar vorige boek .
Een remedie tegen machteloosheid
Machteloosheid is tegenwoordig een herkenbaar gevoel, ook op politiek vlak. Om de zoveel jaar je stem uitbrengen draagt weinig bij tot politieke agency, de ervaring dat je zelf belangrijke dingen mee bepaalt. De voorbije jaren zijn er, vooral op stedelijk en regionaal niveau, heel wat initiatieven genomen die daar proberen aan te verhelpen. De meest gebruikte benaming hiervoor is ‘burgerberaad’: een verzameling representatieve burgers (representatief voor een stad, een regio) gaan in gesprek met elkaar en met deskundigen over een specifiek onderwerp waar de verkozen politici niet uitkomen. Het sterkste en meest bekende voorbeeld is de abortuskwestie in het katholieke Ierland. De politieke discussie zat muurvast, de machteloosheid lag ditmaal langs de kant van de regeringsleden. Een burgerberaad georganiseerd volgens de regels van de kunst bracht een duurzame oplossing die ondertussen in een wetgeving gegoten is.
Ierland is niet het enige voorbeeld, er zijn er vele andere. Op dit moment functioneren er in Europa al twintig burgerparlementen, meestal op stedelijk niveau. Ze werken op verschillende manieren, wat op zich al verfrissend is – geen ‘one size fits all’ dus. In het boek komen er vijf aan bod, met als uitdrukkelijk doel er lessen uit te trekken voor een toekomstig nationaal, structureel gekaderd burgerparlement. Dat laatste is het zwakke punt van de hedendaagse voorbeelden: de burgerberaden liggen niet verankerd in het politieke systeem. In het slothoofdstuk van haar boek houdt Eva Rovers een terecht pleidooi voor een dergelijke verankering en zelfs voor een nieuw politiek model waarbij een nationaal burgerparlement als “Derde Kamer” het land mee bestuurt, samen met het traditionele parlement.
Van Eupen tot Parijs
Voor wie het nog niet wist, het eerste burgerparlement ter wereld vind je in België, dat wil zeggen: in het piepkleine Duitstalige gewest, waar het naast en samen met het gewone parlement het gewest bestuurt. Vierentwintig ingelote bewoners maken het permanente luik uit, met dien verstande dat er om het half jaar acht leden vervangen worden. Als permanente raad hebben zij de mogelijkheid om tijdelijke burgerberaden samen te roepen die zich over één specifiek onderwerp buigen – Eupen is het enige voorbeeld uit de reeks van vijf voorbeelden in het boek waar dit het geval is. Vervolgens adviseert het burgerparlement het gekozen parlement die de aanbevelingen bijna altijd overneemt. ‘Ostbelgien’ is ondertussen een begrip geworden en functioneert als inspiratie voor andere initiatieven in Europa.
Daarom is het waarschijnlijk geen toeval dat een voormalige Belgische politica in het Franse Marseille aan de basis ligt van hun versie van het burgerparlement. In september 2022 besliste een nieuwe burgemeester tot de oprichting van een ‘burgerparlement voor de toekomst’, bestaande uit 111 leden. De bedoeling is dat zij zich gedurende twee jaar buigen over langtermijn vraagstukken en adviezen formuleren voor het stadsbestuur. Tijdens de eerste werkingsperiode boog het burgerparlement zich over twee onderwerpen aangebracht door de gemeenteraad (de droogte en de overmaat aan toeristen) en koos het er zelf ook twee (natuur in de stad en democratische ongelijkheden). Vijftien van de eenentwintig aanbevelingen worden nu uitgevoerd, twee werden afgewezen, de andere worden nog onderzocht. De ervaring tijdens deze eerste periode leerde dat vier onderwerpen te hoog gegrepen is, bij de tweede werkingstermijn hebben ze zichzelf beperkt tot twee. Onderweg het model bijsturen en leren uit de praktijk is meer dan noodzakelijk en keert ook in de andere voorbeelden terug.
Dat een Duitse stad het voorbeeld van Eupen volgt, is geen verrassing. Sinds het najaar van 2023 functioneert er ook in Aken een een burgerparlement. Het project zit duidelijk in een aftastingsfaze en het wederzijds vertrouwen moet nog groeien. Zo kan het burgerparlement vooralsnog zelf geen onderwerpen kiezen, en blijft de invloed van de ‘gewone’ gemeenteraad veel te groot – er is duidelijk nog veel werk aan de Duitse winkel, maar ‘Ostbelgien’ is vlakbij.
Als derde voorbeeld komt het Brusselse burgerparlement aan bod, dat naast het verkozen parlement functioneert (net zoals Ostbelgien is Brussel een gewest). Opvallend: het legt zich op slechts één onderwerp toe, zij het zonder twijfel het allerbelangrijkste vraagstuk van onze tijd, met name de klimaatverandering en hoe Brussel zich daar op kan voorbereiden. Het burgerparlement kiest problemen die passen binnen de klimaatverandering en formuleert daar adviezen over. Opvallend is dat er in de Brusselse opzet een verplichting geldt voor het verkozen parlement om binnen een gepaste periode te reageren op de aanbevelingen. Het addertje onder het gras is dat er nog van alles schort aan de opvolging, én dat Brussel haar reputatie van onbestuurbaarheid recent nog maar eens geïllustreerd heeft: na de laatste verkiezingen zijn ze er nog steeds niet in geslaagd een regering te vormen… Overigens is dat laatste een van de vele voorbeelden waarom een verkiezingsdemocratie niet meer werkt.
Het laatste voorbeeld handelt over Parijs dat in 2021 als tweede overheid na Duitstalig België uitdrukkelijk de keuze maakte voor een burgerparlement. De lichtstad is in deze materie een lichtend voorbeeld. Net zoals in Marseille werkt het burgerparlement rond een zelfgekozen én een opgelegd vraagstuk, maar – en dit is uniek én cruciaal – in Parijs heeft het ook wetgevende bevoegdheid. Waar het in de andere voorbeelden telkens ging om adviezen en aanbevelingen, is het Parijse burgerparlement tijdens hun werking er al op gericht om hun bevindingen in een wetsvoorstel te gieten. Na besprekingen die een jaar in beslag nemen, formuleren ze over het ene onderwerp een concreet wetsvoorstel, over het andere een ‘wens’. Een eerste wetvoorstel dat ondertussen in de praktijk wordt gebracht, handelde over dakloosheid en voorziet in maatschappelijk werk, sociale huisvesting en juridische ondersteuning voor kinderen en volwassenen die op straat leven. Eens het wetsvoorstel goedgekeurd is, heeft het burgerparlement bovendien een ‘droit de suite’, het recht op opvolging. Ook dit is uniek: de gemeente moet ieder jaar aantonen welke voortgang zij maakt met de uitvoering van de goedgekeurde wet. Parijs, met zijn twee miljoen inwoners, is duidelijk het verst gevorderd inzake de politieke hervorming! En als je dan ziet wat voor knoeiboel het Franse parlement is, kan je alleen maar hopen dat ze Parijs als voorbeeld nemen.
De Derde Kamer, als hoopvol toekomstperspectief
De vijf besproken voorbeelden zijn leerrijk omdat ze in al hun variatie zwakke en sterke punten laten zien. Het zwakste punt delen ze allemaal: geen enkel burgerberaad is structureel ingebed, het volgende verkozen parlement of gemeenteraad kan het zomaar afschaffen. In haar slothoofdstuk – het belangrijkste van het boek – houdt Rovers een pleidooi voor een structurele aanpak op grond van een wettelijke verankering.
Ze doet dat op een bijzonder levendige manier door zich fictief te verplaatsen naar 2033, waar de wettelijke verankering een feit is en ze iemand aan het woord laat die voor het eerst mag zetelen. Haar gesprekspartner vertelt vol enthousiasme hoe de Derde Kamer uit 75 ingelote burgers bestaat van wie er om het halfjaar 25 vervangen worden. Het burgerparlement functioneert zelfstandig, er is geen aansturing door politieke partijen. Ieder jaar kiest het twee onderwerpen, voor allebei wordt een apart burgerberaad georganiseerd (de inspiratie daarvoor komt uit het Ostbelgienmodel). Onafhankeljke expertise staat centraal, daarom nodigt het beraad mensen uit die goed onderlegd zijn in een bepaalde materie, en dan bij voorkeur vanuit verschillende invalshoeken. Het accent ligt op dialoog, op het samen zoeken naar oplossingen voor gemeenschappelijke problemen. (Terzijde: de beschrijving deed mij sterk denken aan David Bohms meer dan ooit actuele pleidooi ) Wat er vooral vermeden wordt, is de klassieke politieke debatcultuur met winnaars en verliezers. Op basis van het overleg formuleert de Derde Kamer een wetsvoorstel dat vervolgens, zoals gebruikelijk voor elk wetsvoorstel, getoetst wordt door de Eerste Kamer. Daarvoor komt de mosterd duidelijk uit de Parijse werking, wat ook het geval is met de eveneens wettelijk verankerde opvolging: wordt de wet wel uitgevoerd zoals beoogd?
Typisch voor het burgerparlement is dat zij onderwerpen behandelt waar de Tweede kamer niet uit geraakt, denk aan vaccinatiebeleid, hervorming van landbouw en veeteelt, migratie. Dat lukt zo goed dat de Tweede Kamer ondertussen vaak advies gaat vragen aan de Derde over vergelijkbare heikele onderwerpen.
Tot slot
Veel mensen die voor het eerst horen over deliberatieve democratie, vinden dit niet realistisch, niet praktisch, niet werkbaar. De praktijk toont het tegenovergestelde: wil je een politiek model dat op een democratische manier een gemeenschap aanstuurt in functie van het langetermijnbelang, wil je het vertrouwen tussen burgers en overheid herstellen, dan is deliberatieve democratie vandaag de dag zonder meer de meest geëigende aanpak. Eva Rovers merkt terecht op dat in een niet zo ver verleden dezelfde tegenkantingen geformuleerd werden tegen het algemeen stemrecht voor mannen, en nog later tegen het stemrecht voor vrouwen. Die zijn er toch gekomen, maar nooit zonder slag of stoot, en dat mag je heel letterlijk begrijpen. Het is belangrijk dat in rekening te brengen, samen met het besef dat de belangrijkste tegenstanders van de democratie op dit ogenblik de politiek aansturen. We kunnen politiek inderdaad niet aan de politici overlaten, toch niet aan deze politici.
Toekmstvoorspellingen komen zelden uit, het is al moeilijk genoeg om te zien wat er vandaag de dag daadwerkelijk aan de hand is. Op politiek vlak worden de toenemende verrechtsing en de evolutie naar een autoritair bestuur steeds zichtbaarder. Lijnrecht daartegenover staat de vernieuwing van de democratie op basis van burgerberaden, met dank aan moedige denkers en doeners, die heel hard werken om tegengewicht te bieden. Eva Rovers behoort tot deze groep. Lees haar essay, verspreid het, predik het – het is als burger het minimale wat je kan doen.