Bert van den Bergh

Bert van den Bergh

De schaduw van de zwarte hond. Depressie als symptoom van onze tijd.

Wie wil begrijpen wat een depressie is en welke overduidelijke verbanden er bestaan met ons tijdperk waarin we zowel het gelukkigst als het depressiefst zijn, die vindt in dit boek goed onderbouwde antwoorden. Als bonus krijg je een degelijk zicht op de geschiedenis van de psychiatrie. Ik vond het boek meer dan de moeite waard en schreef er een inleiding voor. Die vind je hier:

AFSTEMMING EN RITME

Dit boek is zo rijk dat ik het knap lastig vind om een voorwoord te schrijven dat de rijkdom tot zijn recht laat komen. De schaduw van de zwarte hond is een van die zeldzame werken waar het historische, het existentiële en het persoonlijke samenkomen op een manier waardoor ze elkaar wederzijds versterken. Het zal wel geen toeval zijn dat ‘afstemming’ een sleutelbegrip in het boek is, resonantie, overigens samen met ritme.

Geschiedenis weerklinkt in de manier waarop wij over onszelf denken, zij het tegenwoordig met veel valse klanken en een abominabel ritme, waardoor de afstemming in en met onszelf en onze omgeving grondig verstoord is. Hoe ontstemd ons zelfbeeld wel klinkt, blijkt uit de gangbare manier waarmee we aankijken tegen eigen leed.

Depressie wordt gereduceerd tot een chemisch onevenwicht in onze hersenen ten gevolge van nog nader te ontdekken biologische oorzaken. Nederland heeft zelfs een heuse Hersenstichting, met campagnes waar je nog in 2017 het volgende kon lezen: ‘Een op de vier mensen heeft een hersenaandoening. Zo lijden ruim 500.000 Nederlanders aan een depressie.’ Dergelijke onzin zet vandaag de dag de toon, omdat de officiële psychiatrie vooralsnog verkocht blijft aan de farmaceutische vetpotten. Voor alle duidelijkheid voeg ik er onmiddellijk aan toe dat de opvatting waarbij geestesziektes gereduceerd worden tot hersenaandoeningen veel ouder is, en de geschiedenis van de psychiatrie onder andere gelezen kan worden als een slingerbeweging tussen Psychiker en Somatiker.

Studie van deze geschiedenis houdt het ‘wij zijn ons brein’-tijdperk een ongemakkelijke waarheid voor: psychiatrie is vanaf haar aanvang een praktijk die door en door bepaald wordt door de idealen van de maatschappij waarin ze functioneert. Verandert de maatschappij, dan verandert het idee van normaliteit en dus meteen ook het idee van afwijking en het doel van de behandeling.

Het huidig psychiatrisch diagnostisch systeem – de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) – ligt volledig in deze lijn. Het doet zich voor als een op objectieve waarnemingen gebaseerde classificatie van mentale stoornissen, terwijl het vooral afwijkingen van het huidige maatschappelijk ideaal beschrijft. Een blik op een DSM-diagnose leert snel dat bijna elke diagnostische beschrijving drie lagen bevat: een psychologische, een sociale en een medische. Het psychologische aspect is de zichtbare buitenkant, met beschrijvingen zoals ‘lijkt vaak niet te luisteren’ of ‘affectief instabiel’. Ondanks de dominante aanwezigheid van sociale normering ligt de tweede laag meer verborgen, paradoxaal genoeg achter en in een van de meest gebruikte woordjes: het woord ‘te’ in alle denkbare varianten. Zo bevat de omschrijving van de borderline persoonlijkheidsstoornis een tiental te’s. Te veel kenmerk zus of te weinig gedrag zo. Te druk. Te weinig aandacht. Begrijp: te veel of te weinig in functie van een impliciet gehanteerde sociale norm. De derde laag, de medische, is het meest verborgen en vinden we in de inleiding van het handboek, zijnde de hoopvolle veronderstelling dat de beschreven stoornissen brain disorders zijn, ondanks het ontbreken van overtuigend wetenschappelijk bewijs.

De rationale van de DSM-diagnostiek laat zich dan als volgt samenvatten: op grond van biologische oorzaken komt een psychologisch of gedragsmatig kenmerk te veel of te weinig voor, afgemeten aan een normering die niet openlijk benoemd wordt als sociaal. Een dergelijke diagnostiek heeft dan ook een onmiskenbaar effect op het therapeutische doel. Het ‘te veel’ moet weg, en het ‘te weinig’ moet meer. Genezing betekent dat de patiënt opnieuw beantwoordt aan de sociale norm van de plaats en de tijd waarin hij leeft.

Als een behandeling een dergelijk doel dient, dan moeten we de achterliggende diagnostiek zorgvuldig bekijken. Nog concreter: wat is het bijbehorende mensbeeld waaraan dat ‘te veel’ of ‘te weinig’ wordt afgewogen? Sinds de millenniumwisseling zijn er heel wat auteurs geweest die dit mensbeeld elk op hun manier geëxpliciteerd hebben, met Trudy Dehue als pionier in Nederland. Andere auteurs leggen eigen accenten binnen een vergelijkbare redenering. Met dit boek maakt de lezer kennis met denkers die in het Nederlandse taalgebied meer bekendheid verdienen, bijvoorbeeld Dany-Robert Dufour, Alain Ehrenberg, Thomas Fuchs en Hartmut Rosa. Vanaf nu kunnen we daar ook Bert van den Bergh toe rekenen.

Het huidige mensbeeld waar wij aan moeten beantwoorden om als normaal bestempeld te worden, vat Van den Bergh samen als de homo oeconomicus-mobilis-libidinosus: de immer ondernemende, immer in beweging zijnde, immer genietende en succesvolle bv ik. Wie zich daarmee identificeert, is normaal, maar raakt binnen de kortste keren ontstemd en uit ritme. De auteur toont mooi aan dat de oorsprong van dit ideaal veel verder in de tijd teruggaat dan het huidige ultraliberalisme. De groep succesvolle gestoorden die zich overeind houdt met coke en rilatine/ritaline blijft grotendeels onzichtbaar. De mislukkelingen kunnen hun gevoel gefaald te hebben verbergen achter een ziektelabel.

Ondertussen heeft deze verplichte normaliteit haar limiet bereikt waardoor ze haar geloofwaardigheid kwijt is. Nederlanders behoren tot de gelukkigste mensen ter wereld én tot de depressiefste, waarbij we de lemma’s ‘geluk’ en ‘depressie’ best ernstig in vraag kunnen stellen.

Een dergelijke invraagstelling is een taak die de psychiatrie om de zoveel tijd op zich neemt. Meestal in de marge van haar eigen bedrijf, maar soms uitdrukkelijk op het voorplan. Historisch beschouwd vindt de psychiatrie haar ontstaansgrond op het kruispunt van het medische, het morele en het juridische. Haar doel is om mensen die niet voldoen aan de psychosociale normen – en daardoor een bedreiging vormen voor zichzelf en voor de maatschappij – netjes op te bergen in aparte ziekenhuizen. Vanaf haar beginperiode zijn er in de psychiatrie figuren en zelfs bewegingen die de norm in vraag stellen, en al helemaal wanneer het aantal op te bergen mensen spectaculair toeneemt.

Een dergelijke spectaculaire toename is kenmerkend voor onze tijd, er is sprake van een ‘depressiealarm’. De zwarte hond ‘kan iedereen bespringen’. Het ‘taboe’ op depressie moet doorbroken worden. Vreemd toch hoe een veronderstelde hersenziekte op zo’n korte tijd epidemische vormen aanneemt. Van den Bergh schaart zich aan de zijde van de kritische psychiatrie die de maatschappelijke oorzaken van deze epidemie naar voren schuift en uitdrukkelijk aangeeft dat er maatschappelijke keuzes gemaakt moeten worden. Onderweg citeert hij een van de mooiste omschrijvingen van depressie, van de hand van de Gentenaar Jacques Schotte – voor mij een aangename verrassing dat mijn analyticus in dit boek opduikt. In zijn visie moet depressie ‘meer fundamenteel begrepen worden als het verlies van het ritme dat samenvalt met het leven, of van het contact of de voeling met dit leven, en met de wereld, wat een primair teken van gezondheid is.’

De huidige idealen sturen ons heen en weer tussen een manische ontremming en een al even pijnlijk geremd zijn. In beide gevallen ontdekken we dat we niet langer beantwoorden aan een ritme waarvan we tot dat ogenblik het bestaan niet eens vermoedden. We ervaren dat we een afstemming kwijt zijn tussen onszelf en de wereld, waarbij het o zo moeilijk is om dat ‘onszelf’ en die ‘wereld’ te definiëren.

Er is een ander, beter ideaal, dat eenvoud en moeilijkheid combineert. De lezer zal die vinden op het einde van dit boek.

‘De oplossing is niet weggaan, maar ingaan, je laten gaan, precies daar waar je bent. Het leven is niet elders, er is geen elders.’

Mooier dan dat kan ik het niet verwoorden.

Bert van den Bergh (2019)
De schaduw van de zwarte hond. Depressie als symptoom van onze tijd.
Amsterdam, Boom. 328 pagina’s.
ISBN 9 789 024 402 960